Nog niet zo lang geleden woedden in Rwanda en Bosnië, twee landen die nochtans geografisch sterk gescheiden zijn, conflicten die een aantal kenmerken gemeen hadden: het systematisch wrede en genocidaire karakter ervan en het enorme aantal vrouwen die werden verkracht en/of seksueel misbruikt.
Tot voor kort ging er weinig speciale aandacht naar het verschijnsel “seksueel geweld in gewapende conflicten”: het werd in het algemeen beschouwd als een randfenomeen, net zoals plunderingen, folteringen en moorden een onvermijdelijk gevolg van het voeren van oorlog, en hoewel het officieel meestal wel strafbaar werd gesteld, was effectieve vervolging dikwijls van ondergeschikt belang. Naar aanleiding van de feiten in Rwanda en Bosnië, kwam de problematiek echter onder groeiende internationale belangstelling en de term “verkrachting als oorlogswapen” werd sindsdien een veelgebruikte term