De bodem van de Democratische Republiek Congo (DRC) herbergt een fabelachtige schat aan natuurlijke rijkdommen. In de regio van Ituri vind je enorme goudafzettingen, de Kivus bevatten grote concentraties columbo-tantaliet (‘coltan’) en cassiteriet, diamant wordt gedolven in de Kasaï provincies, en doorheen het zuiden van Katanga loopt de Centraal- Afrikaanse ‘copper belt’ die respectievelijk 34 en 10 % van de wereldreserves aan kobalt en koper bevat. Het scherpe contrast tussen al die potentiële rijkdom en de wijd verspreide armoede van de Congolese bevolking, ontlokt aan nogal wat observatoren de verontwaardigde uitroep ‘geologisch schandaal’. Het is inderdaad een feit dat, noch tijdens het Belgische koloniale bewind, noch tijdens de Mobutu periode, de doorsnee Congolees veel vruchten heeft geplukt van zijn rijke bodem. Anderzijds moeten we ook opletten ons niet te verliezen in paranoïde complottheorieën over het perfide samenspel van Westerse mogendheden en multinationals om de Congolezen te beroven van hun minerale patrimonium. Dat is een, weliswaar begrijpelijke, reflex van een bevolking die nooit inspraak heeft gekregen in de wijze waarop haar land bestuurd wordt. Maar die reflex verblindt de Congolezen al te vaak voor het feit dat de sleutel tot de oplossing van de ‘resource curse’ in handen is van de binnenlandse politiek.
Download in pdf or open with issuu reader.